Sport en spel
De lezing over sport en spel begint met een schilderij van Pieter Breugel de Oudere uit 1565: Kinderspelen. Op dit werk zien we kinderen eenvoudige spelletjes doen, buitenshuis. Het zijn de spelletjes van het gewone volk.
Waarschijnlijk moesten we daarom ook lachen toen onze (toentertijd jonge) prinsen van Oranje aan deze spelen meededen. Normaliter vermaken zij zich met andere spelen.
Uit schilderijen van Jan Steen, 17de eeuw en Hollands Gouden Eeuw, blijkt dat kegelen en dansen favoriete vrijetijdsbestedingen zijn. Daarna wordt het stil ten aanzien van sport en spel en dat duurt tot de 19de eeuw. Een sporadisch schilderij van een kind dat eruit ziet als een volwassene met een eenvoudig slaghout in de hand en kledij die geen bewegingsvrijheid toestaat zijn uitzonderlijk.
Internationaal gezien neemt het aantal afbeeldingen weer toe vanaf de 19de eeuw; kunsthistorisch gezien de periode van het impressionisme. De schilder trekt voor het eerst met palet, verf en schildersezel naar buiten om indrukken van (zon)licht, natuur en spontane scènes vast te leggen. Buiten vinden paardenraces, zeilwedstrijden en dansfestijnen plaats. Aan de kunstenaar de uitdaging deze sportimpressies vast te leggen.
De overgang van de 19de naar de 20ste eeuw levert de grootste verzameling sport en spel op. Men heeft meer tijd en middelen tot zijn beschikking, er worden grote stappen gezet op industriële gebied en dit alles resulteert in nieuwe sporten zoals fietsen, golven, autoracen. Aangezien het werk “Het Dansfeest” van Jan Steen door mij gezien wordt als een exponent van ‘sport en spel’ mag het werk van Edgar Degas niet ontbreken. Als in de Art Nouveau (1900-1915) het affiche een populair medium wordt om reclame te maken, zien we ook hier afbeeldingen van sport en spel verschijnen. Kenmerkend: prachtige lijnvoering en sierlijkheid.
Ten slotte blijkt ook de abstracte kunstenaar zijn bijdrage te leveren aan het onderwerp “sport en spel”.