Sinds vorige week ben ik in het bezit van het boek „Kunst als therapie” van Alain de Botton en John Armstrong. Zal het mijn filosofie over kunst veranderen? Hoe kijken zij naar kunst en is dat heel anders? Zal mijn manier van naar kunstwerken kijken veranderen door dit boek met hun filosofie?
Ik neem de proef op de som.
La Danse I en La Danse II, van Henri Matisse, 1909 en 1909/10

Matisse, La Danse II, 1909
La Danse I is een enorm doek (olieverf op doek) van ruim 2,5 meter bij een kleine 4 meter; de tweede versie is zelfs nog een fractie groter en moet gezien worden als de definitieve versie na het eerdere schetsmodel. Het toont vijf naakte, vrouwelijke figuren die ronddansen in een kring en daarbij elkaars hand vasthouden, geschilderd tegen een sterk vereenvoudigd groen landschap en een blauwe hemel. In het eerste werk zijn de kleuren gedempt, haast pastelkleurig, het definitieve werk valt op door het krachtige kleurgebruik.
Matisse maakte het werk in opdracht van de Russische handelaar en kunstverzamelaar Sergej Sjtsjoekin, die er een plek hoog aan de wand, boven de trap bij de ingang van zijn villa mee wilde benadrukken. Een mooie binnenkomer, als het ware.
Tot zover kun je de duiding van het werk „traditioneel” noemen. Zoals ik lesgeef. Dan analyseer ik, in samenspraak met het publiek, wat we zien en hoe de maker (Matisse) is omgegaan met o.a. vorm, kleur en perspectief. We vergelijken het met andere werken en werk van tijdgenoten en uiteindelijk komen we tot een eigen bevinding van het werk. Een slotvraag kan zijn: „welke emotie maakt het los, vind je het mooi, doet het je wat en hoe omschrijf je die emotie?”
La Danse prikkelt mijn fantasie, juist omdat niet alles is ingevuld en het nodigt daardoor uit tot reflectie. Waar komt die kracht in het werk vandaar? Waarom maar drie kleuren? Waarom die scherpe bocht en een bijkans vallende vrouw op de voorgrond? Hoe graag zou ik het doek op zijn oorspronkelijke plaats zien, hoog boven het trappenhuis om te ervaren hoe de vormen dan uitkomen.
De Botton en Armstrong delen dit werk in onder de categorie „Hoop”. Hier volgt hun beschrijving van het werk.
„De dansers in het schilderij van Matisse ontkennen de problemen van deze wereld niet, maar vanuit het standpunt van onze onvolmaakte en conflicterende – maar gewone – relatie met de werkelijkheid, kunnen we hun houding als een aanmoediging zien. Ze verbinden ons met een vreugdevol, zorgeloos deel van onszelf dat ons kan helpen om goed om te gaan met onvermijdelijke afwijzingen en vernederingen. Het schilderij suggereert niet dat alles in orde is, noch dat vrouwen altijd plezier in elkaars bestaan scheppen en zich verbinden in wederzijds ondersteunende netwerken”.
Slik! Personages die ons aanmoedigen ons vreugdevol te verhouden tot de inperfecte wereld. Ik word vooral gewoon blij van La Danse, het laat de energie weer stromen en het stemt me vrolijk, doet me de realiteit van alledag even vergeten.
Joyce Roodnat schrijft wekelijks een kolumn voor de NRC en haar filosofie komt dicht in de buurt bij de mijne: kunst is een geschenk, je hoeft het alleen maar aan te nemen. Ze beschrijft hoe ze wordt gegrepen door, ja wel, Van Gogh. Het grijpt haar bij haar lurven, de complete collectie ‘greatest hits’ van Vincent in het Museée d’Orsay. Sterker nog: ‘Dan dein ik ineens op de penseelstreken van ‘La salle de danse à Arles (1888). Bij alle kommer en kwel is er de ruimte voor de eenvoudige ontroering over de muziekale harmonie die dansparen bevangt”. Prachtig beschreven. Helder, eenvoudig.

La salle de danse a Arles, 1888
In de beweging ‘Dance for Life’ wordt dansen heel direct en rechtstreeks in verbinding gebracht met de wereld met al zijn onvolmaakte en conflicterende aspeceten. Ziekten bijvoorbeeld. Deze Dance-beweging bindt via dansen de strijd aan met aids.
Hier al drie voorbeelden van dansen. In de beeldende kunst zijn er talloze op te noemen. Dansen kent vele vaders als het gaat om emoties. Gelukkig niet alleen maar hoop. Voor mij mogen De Botton en Armstrong genuanceerder te werk gaan.